Private financing: Corporations

Private financieringsbronnen vennootschappen en werkgevers: Institutionele eenheden met eigen rechtspersoonlijkheid die marktproducent zijn en van wie de hoofdactiviteit bestaat in de productie van goederen en diensten. Hieronder zijn ook opgenomen de bijdragen door de overheid als werkgever voor premies sociale verzekeringen. Onder deze financieringsbron vallen verder: - alle vennootschappen (nv's, bv's, cv's, vof's) en coöperatieve verenigingen die niet tot zorgverzekeringsmaatschappijen worden gerekend. Ook grote zelfstandig opererende ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid worden tot de vennootschappen gerekend. Voorbeelden van deze zogenoemde quasi-vennootschappen zijn grote familiebedrijven; - alle instellingen zonder winstoogmerk (stichtingen en verenigingen) die voor de markt produceren en niet tot de zorgverzekeringsmaatschappijen worden gerekend. Voorbeelden zijn verzorgingshuizen, ziekenhuizen en woningcorporaties. Minimaal 50 procent van de kosten dient door de levering van zorg- en welzijnsdiensten gedekt te worden anders wordt de betreffende instelling gerekend tot de sector overheid of de sector instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens; - overheidsbedrijven (vennootschappen die geheel of gedeeltelijk eigendom zijn van de overheid) zoals de Nederlandse Spoorwegen.

Private financing: Corporations

Private financieringsbronnen vennootschappen en werkgevers: Institutionele eenheden met eigen rechtspersoonlijkheid die marktproducent zijn en van wie de hoofdactiviteit bestaat in de productie van goederen en diensten. Hieronder zijn ook opgenomen de bijdragen door de overheid als werkgever voor premies sociale verzekeringen. Onder deze financieringsbron vallen verder: - alle vennootschappen (nv's, bv's, cv's, vof's) en coöperatieve verenigingen die niet tot zorgverzekeringsmaatschappijen worden gerekend. Ook grote zelfstandig opererende ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid worden tot de vennootschappen gerekend. Voorbeelden van deze zogenoemde quasi-vennootschappen zijn grote familiebedrijven; - alle instellingen zonder winstoogmerk (stichtingen en verenigingen) die voor de markt produceren en niet tot de zorgverzekeringsmaatschappijen worden gerekend. Voorbeelden zijn verzorgingshuizen, ziekenhuizen en woningcorporaties. Minimaal 50 procent van de kosten dient door de levering van zorg- en welzijnsdiensten gedekt te worden anders wordt de betreffende instelling gerekend tot de sector overheid of de sector instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens; - overheidsbedrijven (vennootschappen die geheel of gedeeltelijk eigendom zijn van de overheid) zoals de Nederlandse Spoorwegen.