Long-term low-income households

Van huishoudens met een laag inkomen is vastgesteld, of zij ook in de voorafgaande drie jaar een laag inkomen hadden. Tot de langdurige lage inkomens behoren derhalve huishoudens die minstens vier jaar achtereen van een laag inkomen moesten rondkomen. Studentenhuishoudens en dat deel van de bevolking dat in een instelling, inrichting of tehuis verblijft, zijn buiten beschouwing gelaten. Het in deze tabel gebruikte begrip inkomen is afgeleid van het besteedbaar inkomen. Het inkomen is gelijk aan het besteedbaar inkomen vermindert met eventueel ontvangen huursubsidie. De kinderbijslag en de koopkrachttoeslag die in de huursubsidie inbegrepen is, is aan het inkomen toegevoegd. Het inkomen is gecorrigeerd voor de verschillen in samenstelling en grootte van het huishouden en voor de inflatie. Om de vergelijkbaarheid tussen de uitkomsten van de verschillende jaren te bevorderen zijn de inkomens met het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie voor een- en meerpersoonshuishoudens herleid naar het prijspeil in het basisjaar 1990. Het resulterende inkomen is vergelijkbaar met de koopkracht van een alleenstaande in 1990. De grens die de inkomens verdeelt in lage en overige inkomens, is gesteld op 7260 euro. Hiermede wordt bereikt dat de sociale minima tot de huishoudens met een laag inkomen worden gerekend. Zo neemt bijvoorbeeld een alleenstaande die in 1990 7260 euro te besteden had een gelijke welvaartspositie in als een alleenstaande die in 1999 een inkomen van 9220 euro had of als een echtpaar met een inkomen van 12.390 euro in 1999.

Long-term low-income households

Van huishoudens met een laag inkomen is vastgesteld, of zij ook in de voorafgaande drie jaar een laag inkomen hadden. Tot de langdurige lage inkomens behoren derhalve huishoudens die minstens vier jaar achtereen van een laag inkomen moesten rondkomen. Studentenhuishoudens en dat deel van de bevolking dat in een instelling, inrichting of tehuis verblijft, zijn buiten beschouwing gelaten. Het in deze tabel gebruikte begrip inkomen is afgeleid van het besteedbaar inkomen. Het inkomen is gelijk aan het besteedbaar inkomen vermindert met eventueel ontvangen huursubsidie. De kinderbijslag en de koopkrachttoeslag die in de huursubsidie inbegrepen is, is aan het inkomen toegevoegd. Het inkomen is gecorrigeerd voor de verschillen in samenstelling en grootte van het huishouden en voor de inflatie. Om de vergelijkbaarheid tussen de uitkomsten van de verschillende jaren te bevorderen zijn de inkomens met het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie voor een- en meerpersoonshuishoudens herleid naar het prijspeil in het basisjaar 1990. Het resulterende inkomen is vergelijkbaar met de koopkracht van een alleenstaande in 1990. De grens die de inkomens verdeelt in lage en overige inkomens, is gesteld op 7260 euro. Hiermede wordt bereikt dat de sociale minima tot de huishoudens met een laag inkomen worden gerekend. Zo neemt bijvoorbeeld een alleenstaande die in 1990 7260 euro te besteden had een gelijke welvaartspositie in als een alleenstaande die in 1999 een inkomen van 9220 euro had of als een echtpaar met een inkomen van 12.390 euro in 1999.