Soil use function

Gebruik van de beschikbare ruimte van Nederland en de veranderingen die zich daarin voordoen. Luchtfoto's zijn vanaf 1989 de primaire bron bij de inventarisatie van het bodemgebruik. Waar nodig worden stadsplattegronden en andere (digitale) informatiebronnen geraadpleegd. Tot 2000 is de werkwijze als volgt. De diverse vormen van bodemgebruik worden vastgelegd op een topografische ondergrond, schaal 1: 10 000, en vervolgens met behulp van een Geografisch Informatie Systeem (GIS) opgeslagen (gedigitaliseerd). Uiteindelijk worden per gemeente de oppervlakten van de bodemgebruiks- categorieën berekend. Bij volgende inventarisaties kan veelal worden volstaan met het overnemen van de wijzigingen in de toestand van het bodemgebruik. Alleen waar de topografische ondergrond ingrijpend is gewijzigd vindt vernieuwing daarvan plaats. Vanaf 1996 is voor het eerst gebruik gemaakt van digitale luchtfoto's. Deze digitale luchtfoto's worden op het beeldscherm afgebeeld. Daar wordt de bodemgebruikskaart van de vorige inventarisatie op geprojecteerd. Vervolgens worden de wijzigingen in het bodemgebruik opgezocht en direct met behulp van de software aangebracht. Met ingang van het jaar 2000 is de methodiek nogmaals ingrijpend gewijzigd. Voor dat peiljaar is voor het eerst gebruik gemaakt van de basisgeometrie uit de digitale topografische kaart 1: 10 000, de zogenaamde TOP10Vector, van de Topografische Dienst. Andere geografische bestanden (buiten de bestanden van het CBS) sluiten ook vaak aan bij de Top10Vector. Dat maakt de uitwisseling van het Bestand BodemGebruik (BBG) met geografische informatie uit andere bronnen eenvoudiger. De nieuwste topografische gegevens worden ook geautomatiseerd in het BBG verwerkt. De 37 verschillende vormen van bodemgebruik zijn ondergebracht in zes hoofdgroepen. De totale oppervlakte van deze zes hoofdgroepen kan afwijken van de gepubliceerde totale oppervlakte land omdat dat cijfer namelijk jaren eerder is afgeleid uit een vorig bestand Bodemgebruik. Het bodemgebruik (BBG) wordt doorgaans vastgesteld over een verslagjaar wat drie tot vier jaar vóór het lopende jaar ligt. Dat komt door de lange productietijd van het BBG. Voor actuele cijfers van het bodemgebruik per gemeente, wordt dan het BBG van een eerder verslagjaar gecombineerd met meer recente gemeentegrenzen. Bij het gebruik van het BBG van een eerder verslagjaar dan het jaar van de gebruikte gemeentegrenzen, kunnen er verschillen ontstaan in de totalen per regio ten opzichte van de gemeentelijke cijfers van het BBG-jaar zelf. Dit wordt veroorzaakt doordat het CBS met ingang van 1 januari 2011 is overgegaan op het burgerlijke gemeentegrenzenbestand, wat kleine wijzigingen heeft in de gemeentelijke oppervlakte ten opzichte van eerdere jaren. De verschillen in oppervlakte per gemeente komen voornamelijk voor in gemeenten met landsgrenzen. Hierdoor kan bijvoorbeeld een stukje buitenland worden toegevoegd aan de gemeente, maar ook een stukje van die gemeente als buitenland worden aangemerkt. Bij de combinatie van deze nieuwe gemeentegrenzen met een eerder jaar van het BBG worden daardoor beide stukjes niet meer geteld in het totaal van de gemeente, omdat het BBG het ene stuk als buitenland aangeeft en het andere stuk als niet liggend binnen de gemeentegrens. Dit kan ook gevolgen hebben voor de totalen van bovenliggende regio's zoals corop, provincies of landsdelen. VERKEERSTERREIN Terrein in gebruik voor spoor-, weg- en luchtverkeer. Spoorterrein Terrein in gebruik voor vervoer en transport per rail. Tot spoorterrein wordt gerekend: - spoorweg, tot de voet van de spoordijk, bij een ingesneden baan inclusief de taluds; - doodlopend zijspoor naar bedrijfsterrein; - rangeerterrein; - spoorwegemplacement inclusief stationsgebouwen en bijbehorende parkeerterreinen. Niet tot spoorterrein wordt gerekend: - smalspoor, dit wordt gerekend tot de aangrenzende vorm van grondgebruik. Wegverkeersterrein Terrein in gebruik voor vervoer en transport over het hoofdwegennetwerk. Tot wegverkeersterrein wordt gerekend: - wegen die volgens de TOP10vector specificatie de functie van vervoers-ader hebben (aaneensluitingen van de TOP10Vectorcodes: 200, 208,210, 220, 230, 234, 240, 244, 250, 280, 287, 290, 300, 310, 314, 320,324, 330, 334); - groen in aansluitingen van wegen en binnen klaverbladen; - parkeerplaats; - busstation; - benzinestation; - opslagplaats van onder andere Rijks- en Provinciale Waterstaat voor onderhoud. Niet tot wegverkeersterrein wordt gerekend: - ingesloten groen groter dan 1 ha in gebruik als landbouwgrond of bos; - ingesloten water groter dan 1 ha; - hoofdweg in aanbouw. Ondergrens: Geen, moet echter wel deel uitmaken van het wegennetwerk. Vliegveld Terrein in gebruik voor vervoer en transport door de lucht. Tot vliegveld wordt gerekend: - Verharde en onverharde start- en rolbanen; - bijbehorende gebouwen en parkeerterreinen. Niet tot vliegveld wordt gerekend: - onverharde grond binnen de omheining van het vliegveld (geen start- of rolbaan); - bij het vliegveld gelegen terrein(en) met dienstverlenende bedrijven.   BEBOUWD TERREIN Terrein in gebruik voor wonen, werken, winkelen, uitgaan, cultuur en openbare voorzieningen. Woonterrein Terrein dat voornamelijk voor het wonen bestemd is, inclusief primaire woonvoorzieningen. Tot woonterrein worden gerekend: - terrein met bestemming wonen; - primaire voorzieningen als (buurt)winkels, scholen voor kleuter- en basisonderwijs; - bijkantoren van onder andere banken; - groenvoorziening kleiner dan 1 hectare; - straten en parkeerplaatsen; - erven, tuinen; - trapveldjes en speelplaatsen; - woonwagenkamp (exclusief wrakkenopslagplaatsen > 0,1 ha). Wanneer woonwijken in bos zijn gelegen, wordt het gehele terrein als woonterrein aangemerkt indien er van een stratenpatroon sprake is. Terrein voor detailhandel en horeca Terrein in gebruik voor geconcentreerde detailhandel en horeca- activiteiten. Tot terrein voor detailhandel en horeca wordt gerekend: - winkelcentrum, veelal gelegen in en/of aan voetgangersgebied (ook al wordt daarboven gewoond); - goederenmarkt; - terrein met bedrijven in de horecasector; - bijbehorende parkeerterreinen. Door nieuwe en betere bronnen zijn de cijfers voor deze categorie per 2003 drastisch verbeterd. Dit heeft wel gevolgen voor de vergelijkbaarheid door de tijd. Terrein voor openbare voorzieningen Terrein in gebruik voor het algemene nut, zoals gemeentehuizen, politiebureaus en nutsbedrijven. Tot terrein voor openbare voorziening wordt gerekend: - ministerie; - gemeentehuis (stadskantoor), kantoor openbare werken enzovoort; - grenskantoor (douane enzovoort); - provinciehuis; - politiebureau, brandweerkazerne, rechtbank, gevangenis; - nutsbedrijf (gas, water, elektriciteit, stadsverwarming en centrale antenne-inrichtingen) incl. het daarbij behorende terrein; - waterzuiveringsinstallatie en vuilverbrandingsinstallatie, evenals de opslagplaatsen; - opslagterrein ten behoeve van Rijk, Provincie en Gemeente, met uitzondering van opslagterrein voor het onderhoud van wegen; - militair object, zoals munitiedepot, kazerne, mobilisatiecomplex, radarpost en schietbaan; - fort (voormalig); - bijbehorende parkeerterreinen en bos- of heesterstroken. Openbare voorzieningen worden in de topografische kaart in de regel met een afrastering afgebakend. Als begrenzing van een object wordt dan de afrastering aangehouden. Terrein voor sociaal-culturele voorzieningen Terrein in gebruik voor sociale en culturele voorzieningen zoals ziekenhuizen, universiteiten en musea. Tot terrein voor sociaal-culturele voorziening wordt gerekend: - onderwijsinstelling voor het voortgezet en hoger onderwijs; - internaat; - conferentieoord; - ziekenhuis, sanatorium, verpleeghuis, psychiatrisch ziekenhuis, inrichting voor zwakzinnigen en dergelijke; - kerk, klooster, museum (ook voor het publiek toegankelijke kastelen), exclusief openluchtmuseum; - schouwburg, bioscoop, concert- en congresgebouw; - cultureel centrum; - wijkgebouw, verenigingsgebouw, jeugdsociëteit; - sociale werkplaats; - bijbehorende parkeerplaatsen, tuinen en bos- of heesterstroken. Sociaal-culturele voorzieningen worden in de topografische kaart soms met een afrastering afgebakend. Als begrenzing van een object wordt de afrastering aangehouden. Bedrijventerrein Terrein in gebruik voor nijverheid, handel en zakelijke dienstverlening. Tot bedrijventerrein wordt gerekend: - fabrieksterrein; - haventerrein; - veilingterrein; - tentoonstellingsterrein; - veemarkt (al dan niet overdekt); - groothandelscomplex; - terrein met banken en verzekeringsmaatschappijen en dergelijke; - bijbehorend opslagterrein en parkeergelegenheid; - garage (incl. parkeergarage); - garage van busmaatschappij; - kantoorgebouw; - bijbehorende parkeerterreinen. Niet tot deze categorie behoren ingesloten braak-, en/of niet bouwrijpe bedrijventerreinen. Deze worden tot bouwterrein gerekend. SEMI-BEBOUWD TERREIN Terrein met een zekere mate van verharding dat niet in gebruik is als verkeersterrein of bebouwd terrein. Stortplaats Terrein voor opslag van afval. Tot stortplaats wordt gerekend: - Stortplaats; - Bijbehorende gebouwen, parkeerterreinen en bos- of heesterstroken. Wrakkenopslagplaats Terrein voor de opslag en/of sloop van autowrakken. Tot wrakkenopslagplaats wordt gerekend: - terrein voor opslag van autowrakken; - sloperij; - bijbehorende gebouwen, parkeerterreinen en bos- of heesterstroken. Niet tot wrakkenopslagplaats wordt gerekend: - terrein in gebruik voor de schrootverwerkende industrie. Ondergrens 0,1 hectare. Begraafplaats Terrein in gebruik voor begraven en cremeren. Tot begraafplaats wordt gerekend: - terrein voor het begraven van mensen of dieren; - crematorium; - bijbehorende gebouwen, parken, tuinen, parkeerterreinen en bos- of heesterstroken. Ondergrens 0,1 hectare. Delfstofwinplaats Terrein voor het winnen van grondstoffen uit de bodem. Tot delfstofwinplaats wordt gerekend: - Terrein voor diepte- en oppervlakwinning van grondstoffen; - de tot dat terrein behorende gebouwen, parkeergelegenheden, opslagplaatsen van winningsproducten en afvalstoffen; - bijbehorende parkeerterreinen. Tot grondstoffen worden gerekend: - aardgas; - aardolie; - gesteente; - grind; - klei; - leem; - mergel; - veen; - zand; - zout. Winplaatsen van aardgas en aardolie zijn op de topografische kaart in de regel met een afrastering afgebakend. Als begrenzing van een object wordt dan de afrastering aangehouden. Ondergrens 0,5 hectare. Bouwterrein Terrein in gebruik als bouwlocatie. Tot bouwterrein wordt gerekend: - terrein waarop wordt gebouwd of voorbereidende bouwsporen voorkomen; - braakliggende grond in bedrijfsterrein. Semi-verhard overig terrein Overig semi-bebouwd terrein met een zekere mate van verharding. Tot semi-verhard overig terrein wordt gerekend: - niet met gras begroeide dijk; - in zee lopende pier; - braakliggend terrein voor zover dit niet als bouwterrein kan worden beschouwd; - niet meer in gebruik zijnde spoorbaan. Voor aan land vastzittende, in water gelegen pieren en strekdammen geldt een ondergrens van 0,1 hectare. RECREATIETERREIN Terrein bestemd voor recreatief gebruik. Park en plantsoen Terrein met groenvoorziening in gebruik voor ontspanning. Tot park en plantsoen wordt gerekend: - terrein voor het publiek opengesteld bestaande uit gazons, speel- en ligweiden, paden, bosschages, bloemperken, heesterbeplanting en waterpartijen; - groenstroken. Delen van het park die zijn te typeren als bos (ook indien groter dan 1 hectare) worden als park of plantsoen geclassificeerd. Bij de inventarisatie van 2003 is extra nadruk gelegd bij het in kaart brengen van parken en plantsoenen. Dit heeft geresulteerd in kwalitatief betere cijfers. Sportterrein Terrein in gebruik voor sportactiviteiten Tot sportterrein wordt gerekend: - terrein voor veldsport inclusief draf- en rensport, golfterrein; - zwembad, (kunst)ijsbaan; - sporthal en manege; - permanente motorcrossbaan (ook provisorisch ingericht); - bijbehorende tribunes, parkeerterreinen en bos- of heester- stroken; - bos voor zover gelegen in het sportterrein. Ondergrens 0,5 hectare. Volkstuin Terrein voor niet-commerciële sier- en groenteteelt. Tot volkstuin wordt gerekend: - in complexen gelegen volkstuinen; - veelal langgerekte complexen pal langs de spoorwegen; - schooltuinen; - bijbehorende parkeerterreinen en bos- of heesterstroken. Ondergrens 0,1 hectare. Dagrecreatief terrein Terrein in gebruik voor dagrecreatie zoals dierentuinen, openluchtmusea en pretparken. Tot dagrecreatief terrein wordt gerekend: - dagcamping; - dierentuin en safaripark; - sprookjestuin; - pretpark; - openluchtmuseum; - jachthavens exclusief het water, maar inclusief terrein voor aanverwante bedrijvigheid, met een minimale oppervlakte van 0,1 ha; - bijbehorende parkeerterreinen en bos- of heesterstroken. De volgende terreinen worden eveneens tot deze categorie gerekend als ze geen deel uitmaken van park en plantsoen: - speeltuinen; - picknickplaatsen; - hertenkampen; - kinderboerderijen; - midgetgolfterreinen; - speelweiden. Ondergrens voor jachthavens is 0,1 hectare voor het landgedeelte. Verblijfsrecreatief terrein Terrein in gebruik voor een meerdaags recreatief verblijf, zoals camping, bungalowparken en jeugdherbergen. Tot verblijfsrecreatief terrein wordt gerekend: - kampeer- en caravanterrein, kampeerboerderij; - camping; - terrein met tweede woningen; - bungalowpark en vakantiehuizen; - jeugdherberg; - bijbehorende parkeerterreinen en bos- of heesterstroken. Verblijfsrecreatieve terreinen worden in de topografische kaart soms met een afrastering afgebakend. Als begrenzing van een object wordt dan de afrastering aangehouden. AGRARISCH TERREIN Terrein in gebruik voor glastuinbouw, of als grasland, tuinland, bouwland of boomgaard. · . Terrein voor glastuinbouw Terrein in gebruik voor agrarische bedrijfsvoering onder staand glas. Tot terrein voor glastuinbouw wordt gerekend: - terrein in gebruik voor de teelt van gewassen onder staand glas; - in- en aanliggende waterbassins. Overig agrarisch terrein Agrarisch terrein niet in gebruik voor glastuinbouw, zoals grasland, tuinland, bouwland of boomgaard. Tot overig agrarisch terrein wordt gerekend: - grasland (hooi- en weiland) inclusief de met gras begroeide dijken en uiterwaarden; - terrein bestemd voor veehouderij; - hoogstam- zowel als laagstamboomgaard, inclusief onderteelt, verzorgingspaden en windsingels; - terrein beteeld met akkerbouw- en tuinbouwgewassen; - terrein in gebruik voor de teelt van kleinfruit; - verspreide bebouwing met bijbehorende erven en tuinen, voor zover die te midden van of langs een terrein voor landbouwactiviteiten liggen; - natuurlijk grasland. BOS EN OPEN NATUURLIJK TERREIN Terrein in gebruik als bos, als droog of als nat open natuurlijk terrein. Bos Terrein begroeid met bomen bestemd voor houtproductie en/of natuurbeheer, Tot bos wordt gerekend: - terrein zodanig begroeid met bomen, dat de kruinen een min of meer gesloten geheel vormen dan wel zullen gaan vormen; - kapvlakte; - brandgang; - bospad; - boomkwekerij; - houtopslagplaats; - verspreide bebouwing, voor zover die in het bos ligt; - populierenweide. Niet tot bos worden gerekend: - beboste delen van parken; - niet in het bos gelegen boomkwekerijen; - woongebieden (met stratenpatroon) en terreinen voor verblijfsrecreatie die in bos gelegen zijn; - in het bos gelegen campings. Open droog natuurlijk terrein Open terrein met een droge ondergrond, met als belangrijkste functie natuur. Tot open droog natuurlijk terrein wordt gerekend: - droog heideterrein; - met grasachtig gewas begroeid natuurlijk terrein (niet voor agrarisch gebruik); - duin; - zandverstuiving; - zandplaat; - strand. Open nat natuurlijk terrein Open terrein met een natte ondergrond met als belangrijkste functie natuur. Tot open nat natuurlijk terrein wordt gerekend: - nat heideterrein; - riet en biezen (ook indien in cultuur); - kwelder, schor of gors (bij gemiddeld hoogwater niet onderlopend); - drooggevallen grond, mits onbegroeid; - blauwgrasland. Niet tot open nat natuurlijk terrein wordt gerekend: - griend; - nat bos.

Soil use function

Gebruik van de beschikbare ruimte van Nederland en de veranderingen die zich daarin voordoen. Luchtfoto's zijn vanaf 1989 de primaire bron bij de inventarisatie van het bodemgebruik. Waar nodig worden stadsplattegronden en andere (digitale) informatiebronnen geraadpleegd. Tot 2000 is de werkwijze als volgt. De diverse vormen van bodemgebruik worden vastgelegd op een topografische ondergrond, schaal 1: 10 000, en vervolgens met behulp van een Geografisch Informatie Systeem (GIS) opgeslagen (gedigitaliseerd). Uiteindelijk worden per gemeente de oppervlakten van de bodemgebruiks- categorieën berekend. Bij volgende inventarisaties kan veelal worden volstaan met het overnemen van de wijzigingen in de toestand van het bodemgebruik. Alleen waar de topografische ondergrond ingrijpend is gewijzigd vindt vernieuwing daarvan plaats. Vanaf 1996 is voor het eerst gebruik gemaakt van digitale luchtfoto's. Deze digitale luchtfoto's worden op het beeldscherm afgebeeld. Daar wordt de bodemgebruikskaart van de vorige inventarisatie op geprojecteerd. Vervolgens worden de wijzigingen in het bodemgebruik opgezocht en direct met behulp van de software aangebracht. Met ingang van het jaar 2000 is de methodiek nogmaals ingrijpend gewijzigd. Voor dat peiljaar is voor het eerst gebruik gemaakt van de basisgeometrie uit de digitale topografische kaart 1: 10 000, de zogenaamde TOP10Vector, van de Topografische Dienst. Andere geografische bestanden (buiten de bestanden van het CBS) sluiten ook vaak aan bij de Top10Vector. Dat maakt de uitwisseling van het Bestand BodemGebruik (BBG) met geografische informatie uit andere bronnen eenvoudiger. De nieuwste topografische gegevens worden ook geautomatiseerd in het BBG verwerkt. De 37 verschillende vormen van bodemgebruik zijn ondergebracht in zes hoofdgroepen. De totale oppervlakte van deze zes hoofdgroepen kan afwijken van de gepubliceerde totale oppervlakte land omdat dat cijfer namelijk jaren eerder is afgeleid uit een vorig bestand Bodemgebruik. Het bodemgebruik (BBG) wordt doorgaans vastgesteld over een verslagjaar wat drie tot vier jaar vóór het lopende jaar ligt. Dat komt door de lange productietijd van het BBG. Voor actuele cijfers van het bodemgebruik per gemeente, wordt dan het BBG van een eerder verslagjaar gecombineerd met meer recente gemeentegrenzen. Bij het gebruik van het BBG van een eerder verslagjaar dan het jaar van de gebruikte gemeentegrenzen, kunnen er verschillen ontstaan in de totalen per regio ten opzichte van de gemeentelijke cijfers van het BBG-jaar zelf. Dit wordt veroorzaakt doordat het CBS met ingang van 1 januari 2011 is overgegaan op het burgerlijke gemeentegrenzenbestand, wat kleine wijzigingen heeft in de gemeentelijke oppervlakte ten opzichte van eerdere jaren. De verschillen in oppervlakte per gemeente komen voornamelijk voor in gemeenten met landsgrenzen. Hierdoor kan bijvoorbeeld een stukje buitenland worden toegevoegd aan de gemeente, maar ook een stukje van die gemeente als buitenland worden aangemerkt. Bij de combinatie van deze nieuwe gemeentegrenzen met een eerder jaar van het BBG worden daardoor beide stukjes niet meer geteld in het totaal van de gemeente, omdat het BBG het ene stuk als buitenland aangeeft en het andere stuk als niet liggend binnen de gemeentegrens. Dit kan ook gevolgen hebben voor de totalen van bovenliggende regio's zoals corop, provincies of landsdelen. VERKEERSTERREIN Terrein in gebruik voor spoor-, weg- en luchtverkeer. Spoorterrein Terrein in gebruik voor vervoer en transport per rail. Tot spoorterrein wordt gerekend: - spoorweg, tot de voet van de spoordijk, bij een ingesneden baan inclusief de taluds; - doodlopend zijspoor naar bedrijfsterrein; - rangeerterrein; - spoorwegemplacement inclusief stationsgebouwen en bijbehorende parkeerterreinen. Niet tot spoorterrein wordt gerekend: - smalspoor, dit wordt gerekend tot de aangrenzende vorm van grondgebruik. Wegverkeersterrein Terrein in gebruik voor vervoer en transport over het hoofdwegennetwerk. Tot wegverkeersterrein wordt gerekend: - wegen die volgens de TOP10vector specificatie de functie van vervoers-ader hebben (aaneensluitingen van de TOP10Vectorcodes: 200, 208,210, 220, 230, 234, 240, 244, 250, 280, 287, 290, 300, 310, 314, 320,324, 330, 334); - groen in aansluitingen van wegen en binnen klaverbladen; - parkeerplaats; - busstation; - benzinestation; - opslagplaats van onder andere Rijks- en Provinciale Waterstaat voor onderhoud. Niet tot wegverkeersterrein wordt gerekend: - ingesloten groen groter dan 1 ha in gebruik als landbouwgrond of bos; - ingesloten water groter dan 1 ha; - hoofdweg in aanbouw. Ondergrens: Geen, moet echter wel deel uitmaken van het wegennetwerk. Vliegveld Terrein in gebruik voor vervoer en transport door de lucht. Tot vliegveld wordt gerekend: - Verharde en onverharde start- en rolbanen; - bijbehorende gebouwen en parkeerterreinen. Niet tot vliegveld wordt gerekend: - onverharde grond binnen de omheining van het vliegveld (geen start- of rolbaan); - bij het vliegveld gelegen terrein(en) met dienstverlenende bedrijven.   BEBOUWD TERREIN Terrein in gebruik voor wonen, werken, winkelen, uitgaan, cultuur en openbare voorzieningen. Woonterrein Terrein dat voornamelijk voor het wonen bestemd is, inclusief primaire woonvoorzieningen. Tot woonterrein worden gerekend: - terrein met bestemming wonen; - primaire voorzieningen als (buurt)winkels, scholen voor kleuter- en basisonderwijs; - bijkantoren van onder andere banken; - groenvoorziening kleiner dan 1 hectare; - straten en parkeerplaatsen; - erven, tuinen; - trapveldjes en speelplaatsen; - woonwagenkamp (exclusief wrakkenopslagplaatsen > 0,1 ha). Wanneer woonwijken in bos zijn gelegen, wordt het gehele terrein als woonterrein aangemerkt indien er van een stratenpatroon sprake is. Terrein voor detailhandel en horeca Terrein in gebruik voor geconcentreerde detailhandel en horeca- activiteiten. Tot terrein voor detailhandel en horeca wordt gerekend: - winkelcentrum, veelal gelegen in en/of aan voetgangersgebied (ook al wordt daarboven gewoond); - goederenmarkt; - terrein met bedrijven in de horecasector; - bijbehorende parkeerterreinen. Door nieuwe en betere bronnen zijn de cijfers voor deze categorie per 2003 drastisch verbeterd. Dit heeft wel gevolgen voor de vergelijkbaarheid door de tijd. Terrein voor openbare voorzieningen Terrein in gebruik voor het algemene nut, zoals gemeentehuizen, politiebureaus en nutsbedrijven. Tot terrein voor openbare voorziening wordt gerekend: - ministerie; - gemeentehuis (stadskantoor), kantoor openbare werken enzovoort; - grenskantoor (douane enzovoort); - provinciehuis; - politiebureau, brandweerkazerne, rechtbank, gevangenis; - nutsbedrijf (gas, water, elektriciteit, stadsverwarming en centrale antenne-inrichtingen) incl. het daarbij behorende terrein; - waterzuiveringsinstallatie en vuilverbrandingsinstallatie, evenals de opslagplaatsen; - opslagterrein ten behoeve van Rijk, Provincie en Gemeente, met uitzondering van opslagterrein voor het onderhoud van wegen; - militair object, zoals munitiedepot, kazerne, mobilisatiecomplex, radarpost en schietbaan; - fort (voormalig); - bijbehorende parkeerterreinen en bos- of heesterstroken. Openbare voorzieningen worden in de topografische kaart in de regel met een afrastering afgebakend. Als begrenzing van een object wordt dan de afrastering aangehouden. Terrein voor sociaal-culturele voorzieningen Terrein in gebruik voor sociale en culturele voorzieningen zoals ziekenhuizen, universiteiten en musea. Tot terrein voor sociaal-culturele voorziening wordt gerekend: - onderwijsinstelling voor het voortgezet en hoger onderwijs; - internaat; - conferentieoord; - ziekenhuis, sanatorium, verpleeghuis, psychiatrisch ziekenhuis, inrichting voor zwakzinnigen en dergelijke; - kerk, klooster, museum (ook voor het publiek toegankelijke kastelen), exclusief openluchtmuseum; - schouwburg, bioscoop, concert- en congresgebouw; - cultureel centrum; - wijkgebouw, verenigingsgebouw, jeugdsociëteit; - sociale werkplaats; - bijbehorende parkeerplaatsen, tuinen en bos- of heesterstroken. Sociaal-culturele voorzieningen worden in de topografische kaart soms met een afrastering afgebakend. Als begrenzing van een object wordt de afrastering aangehouden. Bedrijventerrein Terrein in gebruik voor nijverheid, handel en zakelijke dienstverlening. Tot bedrijventerrein wordt gerekend: - fabrieksterrein; - haventerrein; - veilingterrein; - tentoonstellingsterrein; - veemarkt (al dan niet overdekt); - groothandelscomplex; - terrein met banken en verzekeringsmaatschappijen en dergelijke; - bijbehorend opslagterrein en parkeergelegenheid; - garage (incl. parkeergarage); - garage van busmaatschappij; - kantoorgebouw; - bijbehorende parkeerterreinen. Niet tot deze categorie behoren ingesloten braak-, en/of niet bouwrijpe bedrijventerreinen. Deze worden tot bouwterrein gerekend. SEMI-BEBOUWD TERREIN Terrein met een zekere mate van verharding dat niet in gebruik is als verkeersterrein of bebouwd terrein. Stortplaats Terrein voor opslag van afval. Tot stortplaats wordt gerekend: - Stortplaats; - Bijbehorende gebouwen, parkeerterreinen en bos- of heesterstroken. Wrakkenopslagplaats Terrein voor de opslag en/of sloop van autowrakken. Tot wrakkenopslagplaats wordt gerekend: - terrein voor opslag van autowrakken; - sloperij; - bijbehorende gebouwen, parkeerterreinen en bos- of heesterstroken. Niet tot wrakkenopslagplaats wordt gerekend: - terrein in gebruik voor de schrootverwerkende industrie. Ondergrens 0,1 hectare. Begraafplaats Terrein in gebruik voor begraven en cremeren. Tot begraafplaats wordt gerekend: - terrein voor het begraven van mensen of dieren; - crematorium; - bijbehorende gebouwen, parken, tuinen, parkeerterreinen en bos- of heesterstroken. Ondergrens 0,1 hectare. Delfstofwinplaats Terrein voor het winnen van grondstoffen uit de bodem. Tot delfstofwinplaats wordt gerekend: - Terrein voor diepte- en oppervlakwinning van grondstoffen; - de tot dat terrein behorende gebouwen, parkeergelegenheden, opslagplaatsen van winningsproducten en afvalstoffen; - bijbehorende parkeerterreinen. Tot grondstoffen worden gerekend: - aardgas; - aardolie; - gesteente; - grind; - klei; - leem; - mergel; - veen; - zand; - zout. Winplaatsen van aardgas en aardolie zijn op de topografische kaart in de regel met een afrastering afgebakend. Als begrenzing van een object wordt dan de afrastering aangehouden. Ondergrens 0,5 hectare. Bouwterrein Terrein in gebruik als bouwlocatie. Tot bouwterrein wordt gerekend: - terrein waarop wordt gebouwd of voorbereidende bouwsporen voorkomen; - braakliggende grond in bedrijfsterrein. Semi-verhard overig terrein Overig semi-bebouwd terrein met een zekere mate van verharding. Tot semi-verhard overig terrein wordt gerekend: - niet met gras begroeide dijk; - in zee lopende pier; - braakliggend terrein voor zover dit niet als bouwterrein kan worden beschouwd; - niet meer in gebruik zijnde spoorbaan. Voor aan land vastzittende, in water gelegen pieren en strekdammen geldt een ondergrens van 0,1 hectare. RECREATIETERREIN Terrein bestemd voor recreatief gebruik. Park en plantsoen Terrein met groenvoorziening in gebruik voor ontspanning. Tot park en plantsoen wordt gerekend: - terrein voor het publiek opengesteld bestaande uit gazons, speel- en ligweiden, paden, bosschages, bloemperken, heesterbeplanting en waterpartijen; - groenstroken. Delen van het park die zijn te typeren als bos (ook indien groter dan 1 hectare) worden als park of plantsoen geclassificeerd. Bij de inventarisatie van 2003 is extra nadruk gelegd bij het in kaart brengen van parken en plantsoenen. Dit heeft geresulteerd in kwalitatief betere cijfers. Sportterrein Terrein in gebruik voor sportactiviteiten Tot sportterrein wordt gerekend: - terrein voor veldsport inclusief draf- en rensport, golfterrein; - zwembad, (kunst)ijsbaan; - sporthal en manege; - permanente motorcrossbaan (ook provisorisch ingericht); - bijbehorende tribunes, parkeerterreinen en bos- of heester- stroken; - bos voor zover gelegen in het sportterrein. Ondergrens 0,5 hectare. Volkstuin Terrein voor niet-commerciële sier- en groenteteelt. Tot volkstuin wordt gerekend: - in complexen gelegen volkstuinen; - veelal langgerekte complexen pal langs de spoorwegen; - schooltuinen; - bijbehorende parkeerterreinen en bos- of heesterstroken. Ondergrens 0,1 hectare. Dagrecreatief terrein Terrein in gebruik voor dagrecreatie zoals dierentuinen, openluchtmusea en pretparken. Tot dagrecreatief terrein wordt gerekend: - dagcamping; - dierentuin en safaripark; - sprookjestuin; - pretpark; - openluchtmuseum; - jachthavens exclusief het water, maar inclusief terrein voor aanverwante bedrijvigheid, met een minimale oppervlakte van 0,1 ha; - bijbehorende parkeerterreinen en bos- of heesterstroken. De volgende terreinen worden eveneens tot deze categorie gerekend als ze geen deel uitmaken van park en plantsoen: - speeltuinen; - picknickplaatsen; - hertenkampen; - kinderboerderijen; - midgetgolfterreinen; - speelweiden. Ondergrens voor jachthavens is 0,1 hectare voor het landgedeelte. Verblijfsrecreatief terrein Terrein in gebruik voor een meerdaags recreatief verblijf, zoals camping, bungalowparken en jeugdherbergen. Tot verblijfsrecreatief terrein wordt gerekend: - kampeer- en caravanterrein, kampeerboerderij; - camping; - terrein met tweede woningen; - bungalowpark en vakantiehuizen; - jeugdherberg; - bijbehorende parkeerterreinen en bos- of heesterstroken. Verblijfsrecreatieve terreinen worden in de topografische kaart soms met een afrastering afgebakend. Als begrenzing van een object wordt dan de afrastering aangehouden. AGRARISCH TERREIN Terrein in gebruik voor glastuinbouw, of als grasland, tuinland, bouwland of boomgaard. · . Terrein voor glastuinbouw Terrein in gebruik voor agrarische bedrijfsvoering onder staand glas. Tot terrein voor glastuinbouw wordt gerekend: - terrein in gebruik voor de teelt van gewassen onder staand glas; - in- en aanliggende waterbassins. Overig agrarisch terrein Agrarisch terrein niet in gebruik voor glastuinbouw, zoals grasland, tuinland, bouwland of boomgaard. Tot overig agrarisch terrein wordt gerekend: - grasland (hooi- en weiland) inclusief de met gras begroeide dijken en uiterwaarden; - terrein bestemd voor veehouderij; - hoogstam- zowel als laagstamboomgaard, inclusief onderteelt, verzorgingspaden en windsingels; - terrein beteeld met akkerbouw- en tuinbouwgewassen; - terrein in gebruik voor de teelt van kleinfruit; - verspreide bebouwing met bijbehorende erven en tuinen, voor zover die te midden van of langs een terrein voor landbouwactiviteiten liggen; - natuurlijk grasland. BOS EN OPEN NATUURLIJK TERREIN Terrein in gebruik als bos, als droog of als nat open natuurlijk terrein. Bos Terrein begroeid met bomen bestemd voor houtproductie en/of natuurbeheer, Tot bos wordt gerekend: - terrein zodanig begroeid met bomen, dat de kruinen een min of meer gesloten geheel vormen dan wel zullen gaan vormen; - kapvlakte; - brandgang; - bospad; - boomkwekerij; - houtopslagplaats; - verspreide bebouwing, voor zover die in het bos ligt; - populierenweide. Niet tot bos worden gerekend: - beboste delen van parken; - niet in het bos gelegen boomkwekerijen; - woongebieden (met stratenpatroon) en terreinen voor verblijfsrecreatie die in bos gelegen zijn; - in het bos gelegen campings. Open droog natuurlijk terrein Open terrein met een droge ondergrond, met als belangrijkste functie natuur. Tot open droog natuurlijk terrein wordt gerekend: - droog heideterrein; - met grasachtig gewas begroeid natuurlijk terrein (niet voor agrarisch gebruik); - duin; - zandverstuiving; - zandplaat; - strand. Open nat natuurlijk terrein Open terrein met een natte ondergrond met als belangrijkste functie natuur. Tot open nat natuurlijk terrein wordt gerekend: - nat heideterrein; - riet en biezen (ook indien in cultuur); - kwelder, schor of gors (bij gemiddeld hoogwater niet onderlopend); - drooggevallen grond, mits onbegroeid; - blauwgrasland. Niet tot open nat natuurlijk terrein wordt gerekend: - griend; - nat bos.