General government (consolidated)

De overheid bestaat ten eerste uit eenheden die uitvoerende, wetgevende en rechterlijke bevoegdheden op nationaal of regionaal niveau hebben. Zij hebben daarmee de bevoegdheid belastingen en andere verplichte heffingen op te leggen en wetten vast te stellen die het gedrag van economische eenheden beïnvloeden. Het gaat hierbij in Nederland om het rijk, gemeenten, provincies, waterschappen en dergelijke. Daarnaast worden die instellingen tot de overheid gerekend die gecontroleerd en voornamelijk gefinancierd worden door de eerder genoemde eenheden, én daarbij niet voor de markt produceren. Van niet-marktproductie is sprake als de verkoopopbrengsten structureel minder zijn dan 50 procent van de productiekosten. Dergelijke entiteiten zijn vaak opgericht voor specifieke taken, zoals de aanleg van wegen of de niet-marktproductie van diensten op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs of onderzoek. Op deze wijze worden onder meer ook ProRail en de Open Universiteit tot de overheid gerekend. Nederlandse overheidsinstellingen die werkzaam zijn in het buitenland, zoals ambassades, behoren ook tot de Nederlandse overheid. Omgekeerd worden buitenlandse ambassades en internationale instellingen, zoals Europol en het Internationaal gerechtshof, daar niet toe gerekend. Niet tot de sector overheid behoren bijvoorbeeld De Nederlandsche Bank (DNB), de NS, ziekenhuizen en energiebedrijven, maar ook sommige Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO's) als het Kadaster. Zij worden wel in min of meerdere mate gecontroleerd door de overheid. Hun diensten en goederen worden echter (grotendeels) gefinancierd via tarieven, waardoor er sprake is van marktproductie. De sector overheid bestaat uit drie subsectoren: centrale overheid, lokale overheid en sociale zekerheidsfondsen. De belangrijkste economische functies van de overheid zijn: - het verschaffen van goederen en diensten aan de gemeenschap, hetzij voor collectieve consumptie, zoals bij openbaar bestuur, defensie en wetshandhaving, hetzij voor individuele consumptie, zoals bij onderwijs, gezondheidszorg, recreatie en culturele voorzieningen, en de financiering hiervan uit belastingmiddelen en andere inkomsten; - het herverdelen van inkomen en vermogen door middel van overdrachten, zoals door belastingen en sociale uitkeringen; - het verrichten van andere vormen van niet-marktproductie.

General government (consolidated)

De overheid bestaat ten eerste uit eenheden die uitvoerende, wetgevende en rechterlijke bevoegdheden op nationaal of regionaal niveau hebben. Zij hebben daarmee de bevoegdheid belastingen en andere verplichte heffingen op te leggen en wetten vast te stellen die het gedrag van economische eenheden beïnvloeden. Het gaat hierbij in Nederland om het rijk, gemeenten, provincies, waterschappen en dergelijke. Daarnaast worden die instellingen tot de overheid gerekend die gecontroleerd en voornamelijk gefinancierd worden door de eerder genoemde eenheden, én daarbij niet voor de markt produceren. Van niet-marktproductie is sprake als de verkoopopbrengsten structureel minder zijn dan 50 procent van de productiekosten. Dergelijke entiteiten zijn vaak opgericht voor specifieke taken, zoals de aanleg van wegen of de niet-marktproductie van diensten op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs of onderzoek. Op deze wijze worden onder meer ook ProRail en de Open Universiteit tot de overheid gerekend. Nederlandse overheidsinstellingen die werkzaam zijn in het buitenland, zoals ambassades, behoren ook tot de Nederlandse overheid. Omgekeerd worden buitenlandse ambassades en internationale instellingen, zoals Europol en het Internationaal gerechtshof, daar niet toe gerekend. Niet tot de sector overheid behoren bijvoorbeeld De Nederlandsche Bank (DNB), de NS, ziekenhuizen en energiebedrijven, maar ook sommige Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO's) als het Kadaster. Zij worden wel in min of meerdere mate gecontroleerd door de overheid. Hun diensten en goederen worden echter (grotendeels) gefinancierd via tarieven, waardoor er sprake is van marktproductie. De sector overheid bestaat uit drie subsectoren: centrale overheid, lokale overheid en sociale zekerheidsfondsen. De belangrijkste economische functies van de overheid zijn: - het verschaffen van goederen en diensten aan de gemeenschap, hetzij voor collectieve consumptie, zoals bij openbaar bestuur, defensie en wetshandhaving, hetzij voor individuele consumptie, zoals bij onderwijs, gezondheidszorg, recreatie en culturele voorzieningen, en de financiering hiervan uit belastingmiddelen en andere inkomsten; - het herverdelen van inkomen en vermogen door middel van overdrachten, zoals door belastingen en sociale uitkeringen; - het verrichten van andere vormen van niet-marktproductie.