Customers potential

Het aantal potentiële lokale en regionale klanten van de woonkernen (Gf-Fvw) van een gemeente. De methodologie van berekenen is voor beide potentiëlen nagenoeg gelijk. Bij de berekeningen wordt uitgegaan van de woonkernen zoals in deze publicatie gedefinieerd, met dien verstande dat: Vanaf het peiljaar 2001 een kernvierkant dat op het grondgebied van twee of meer gemeenten ligt als (behorend tot) een woonkern voor ieder van deze gemeenten wordt beschouwd. Voorafgaand aan de bepaling van het klantenpotentieel wordt eerst het zwaartepunt van ieder van de betrokken woonkernen bepaald. Het zwaartepunt van iedere woonkern wordt vastgelegd als een X- en een Y-coördinaat (in eenheden van 500 meter). Deze coördinaten worden in de berekening gebruikt om de onderlinge afstanden van woonkernen te bepalen. De afstand van een woonkern(Fvw-Gf) tot zichzelf en de afstand van twee woonkernen(Fvw-Gf) minder dan een kilometer wordt ten behoeve van de berekeningen op één kilometer gesteld. Vervolgens wordt het inwonertal van iedere woonkern binnen een gemeente bepaald. Inwoners van een gemeente die niet in een woonkern wonen, worden aan de woonkernen van een gemeente toegedeeld naar rato van hun inwonertal. Als eerste stap in de berekening wordt voor iedere woonkern in Nederland het aantal inwoners volgens een formule opgesplitst in aantallen potentiële klanten van de woonkernen binnen een straal van 20 kilometer voor het lokaal potentieel, respectievelijk 60 kilometer voor het regionaal potentieel. Verondersteld is dat de lokale aantrekkingskracht van een kern recht evenredig toeneemt met het aantal inwoners en afneemt met het kwadraat van de afstand tot die kern. Bij de regionale aantrekkingskracht van een kern neemt deze toe met het kwadraat van het inwonertal en neemt deze af met het kwadraat van de afstand tot die kern. Als tweede stap wordt per woonkern de aldus toegekende potentiële lokale en regionale klanten opgeteld. Het klantenpotentieel van een gemeente wordt verkregen door het aantal potentiële klanten van alle woonkernen binnen de gemeente te sommeren. Definitieve cijfers Met ingang van cijfers over 2015 zijn deze afgeleid van het Basisregister Adressen en gebouwen (BAG) van 1 januari van het peiljaar. Aan alle verblijfsobjecten, standplaatsen en ligplaatsen is een vierkant van 500 bij 500 meter toegekend. Bij cijfers over 2014 en voorgaande jaren zijn deze afgeleid van het Geografisch Basisregister (GBR) van januari van het peiljaar, waarbij aan alle adressen een vierkant is toegekend. Het aantal inwoners per rastervierkant is afkomstig uit de jaarlijkse telling uit de Gemeentelijke basisadministratie Personen (GBA) van 1 januari van het peiljaar. Deze aantallen zijn verkregen door het bestand van de GBA-telling met behulp van de BAG of het GBR van de coördinaat van het rastervierkant te voorzien. Voorlopige cijfers Deze worden berekend in november van het voorgaand jaar. De gemeentelijke indeling van het peiljaar is afgeleid van een herindeling en, indien van toepassing, opsplitsing van gemeenten van het voorgaande jaar. Grenscorrecties tussen gemeenten worden hierbij buiten beschouwing gelaten. Met ingang van cijfers voor 2015 wordt gebruik gemaakt van de BAG van 1 september van 2014 voor afleiding van de woonkernen. De toedeling van inwoners aan kernen vindt plaats door gebruik te maken van definitieve bevolkingsaantallen per rastervierkant van 1 januari 2013. Bij de berekening van cijfers voor 2014 en eerder worden de aantallen inwoners per gemeente van het voorgaand jaar toegedeeld aan als woonadressen te beschouwen adressen van het GBR van het voorgaande jaar. Nog niet aan alle adressen in het GBR van het voorgaande jaar zijn op dat moment vierkanten toegekend.

Customers potential

Het aantal potentiële lokale en regionale klanten van de woonkernen (Gf-Fvw) van een gemeente. De methodologie van berekenen is voor beide potentiëlen nagenoeg gelijk. Bij de berekeningen wordt uitgegaan van de woonkernen zoals in deze publicatie gedefinieerd, met dien verstande dat: Vanaf het peiljaar 2001 een kernvierkant dat op het grondgebied van twee of meer gemeenten ligt als (behorend tot) een woonkern voor ieder van deze gemeenten wordt beschouwd. Voorafgaand aan de bepaling van het klantenpotentieel wordt eerst het zwaartepunt van ieder van de betrokken woonkernen bepaald. Het zwaartepunt van iedere woonkern wordt vastgelegd als een X- en een Y-coördinaat (in eenheden van 500 meter). Deze coördinaten worden in de berekening gebruikt om de onderlinge afstanden van woonkernen te bepalen. De afstand van een woonkern(Fvw-Gf) tot zichzelf en de afstand van twee woonkernen(Fvw-Gf) minder dan een kilometer wordt ten behoeve van de berekeningen op één kilometer gesteld. Vervolgens wordt het inwonertal van iedere woonkern binnen een gemeente bepaald. Inwoners van een gemeente die niet in een woonkern wonen, worden aan de woonkernen van een gemeente toegedeeld naar rato van hun inwonertal. Als eerste stap in de berekening wordt voor iedere woonkern in Nederland het aantal inwoners volgens een formule opgesplitst in aantallen potentiële klanten van de woonkernen binnen een straal van 20 kilometer voor het lokaal potentieel, respectievelijk 60 kilometer voor het regionaal potentieel. Verondersteld is dat de lokale aantrekkingskracht van een kern recht evenredig toeneemt met het aantal inwoners en afneemt met het kwadraat van de afstand tot die kern. Bij de regionale aantrekkingskracht van een kern neemt deze toe met het kwadraat van het inwonertal en neemt deze af met het kwadraat van de afstand tot die kern. Als tweede stap wordt per woonkern de aldus toegekende potentiële lokale en regionale klanten opgeteld. Het klantenpotentieel van een gemeente wordt verkregen door het aantal potentiële klanten van alle woonkernen binnen de gemeente te sommeren. Definitieve cijfers Met ingang van cijfers over 2015 zijn deze afgeleid van het Basisregister Adressen en gebouwen (BAG) van 1 januari van het peiljaar. Aan alle verblijfsobjecten, standplaatsen en ligplaatsen is een vierkant van 500 bij 500 meter toegekend. Bij cijfers over 2014 en voorgaande jaren zijn deze afgeleid van het Geografisch Basisregister (GBR) van januari van het peiljaar, waarbij aan alle adressen een vierkant is toegekend. Het aantal inwoners per rastervierkant is afkomstig uit de jaarlijkse telling uit de Gemeentelijke basisadministratie Personen (GBA) van 1 januari van het peiljaar. Deze aantallen zijn verkregen door het bestand van de GBA-telling met behulp van de BAG of het GBR van de coördinaat van het rastervierkant te voorzien. Voorlopige cijfers Deze worden berekend in november van het voorgaand jaar. De gemeentelijke indeling van het peiljaar is afgeleid van een herindeling en, indien van toepassing, opsplitsing van gemeenten van het voorgaande jaar. Grenscorrecties tussen gemeenten worden hierbij buiten beschouwing gelaten. Met ingang van cijfers voor 2015 wordt gebruik gemaakt van de BAG van 1 september van 2014 voor afleiding van de woonkernen. De toedeling van inwoners aan kernen vindt plaats door gebruik te maken van definitieve bevolkingsaantallen per rastervierkant van 1 januari 2013. Bij de berekening van cijfers voor 2014 en eerder worden de aantallen inwoners per gemeente van het voorgaand jaar toegedeeld aan als woonadressen te beschouwen adressen van het GBR van het voorgaande jaar. Nog niet aan alle adressen in het GBR van het voorgaande jaar zijn op dat moment vierkanten toegekend.